27 januari 2017: Kan ik even met je praten?

27 januari 2017 - Amsterdam, Nederland

Kan ik even met je praten?

“Kan ik even met je praten?” vraagt een collega kantoortuinzitter die naast mij zit, op een hele zachte toon, in een rij van bureaus met daarop allemaal computers, aan een andere kantoortuinzitter. “Nou, wij spreken elkaar pas aankomende maandag om 11.00 uur” is het antwoord van de collega die zonder ook maar verder op of om te kijken zijn toetsen van het schrijfbord ritmisch indrukt en weer loslaat.

Het avontuur IJsland is afgelopen en na een paar weken van acclimatiseren ben ik weer aan het werk. Geen project in een ver buitenland maar een ieniemienie klein nieuw projectje. Even een nieuwe fabriek bouwen. In de piek lopen er, volgens de planning die ik hier gekregen heb en waar ze hier ontzettend trots op zijn, wel 50 werkmensen rond! Op de bouwplaats zelf dus. En nee, ik ben geen nulletje vergeten hoor. Ik heb het nog eens goed nagevraagd en het blijkt inderdaad 50 te zijn. En dan praat ik nog niet eens over de mensen die hier in het “projectteam” zitten om de bouw te “monitoren”. Een projectje van niks dus. Tenminste, niet datgene wat ik gewend ben in projecten met bezettingen van 500 tot wel 4000 mensen op een bouwplaats.

Afgelopen maandag ben ik hier begonnen en ben geplaatst in een soort van kantoortuin waar verschillende medewerkers van het projectteam zitten. Een “tuin” waar niet één (echt) bloemetje te vinden is. Oké, Brigitte is dan ook het enigste “bloemetje” die hier in de tuin zit en vriendelijk kan lachen. Ik denk dat dat komt omdat zij ook een externe medewerker is en dit ook niet gewend is. Werken in een kantoortuin wat dan meer weg heeft van een kantoortuin van een begrafenisonderneming. Een tuin met grafstemming dus!

Ik kreeg geen plaats aangewezen maar, ik moet maar zien dat ik een bureau en een computer gebruik die op dat moment vrij is. Vaste plaatsen hebben ze hier dus niet in deze tuin werd mij duidelijk gemaakt en gaande de week lijkt het erop dat de mensen toch wel van afwisseling houden. Het principe van; vandaag zit ik hier en morgen zit ik daar. Ik denk dat ik er erg aan moet gaan wennen. Het is geen bouwplaats zoals ik die gewend ben. Een bouwplaats waar je je eigen (vaste) plaats hebt, elkaar nodig hebt en op elkaar moet, en kunt, vertrouwen. Een plaats waar geen plek is voor nette colbertjes en glimmende lakschoentjes. Ik val dus erg op in mijn kleding die absoluut niet voldoet aan het hedendaagse modebeeld. Om mijn (en dit gaat mijn vaste plaats worden) plek te confisqueren (kantoortuintaal) moet ik deze plek dus afbakenen. Een soort van urineren binnen mijn territorium. Ik laat gewoon alle blaadjes, pennen, papieren, op MIJN plek liggen. Een nog betere methode is om MIJN computer niet af te sluiten maar om te vergrendelen. Hierdoor kan er niemand op MIJN computer op MIJN plek inloggen waardoor er altijd uitgeweken wordt naar een andere werkplek. Na 2 dagen krijg ik daardoor wel een paar scheve gezichten toegeworpen maar ja, ik ben hier ook niet om vrienden te maken. En als het niet bevalt, stuur mij dan maar een emailtje die ik dan op MIJN computer kan lezen.

Het blijkt dat een oud collega (uit een paar (echte) vroegere projecten) hier ook werkt. Niet in mijn tuin maar in een ordinaire keet aan de overkant van het plein waar mijn kantoortuin aan ligt. “Thomas”. Yep, het Duitse accent in de naam verraadt het al! Hij een Duitser. Ik weet ook niet wat ik met die mensen heb maar ik lijk wel een magneet voor die mensen uit het oosten. Overal kom je ze weer tegen. En ik had het kunnen weten natuurlijk. Amsterdam ligt dicht aan de kust en daar zitten die Duitsers graag. Verscholen in hun kuilen op het strand waar ze te pas en te onpas uit opduiken en ons milieu vervuilen met hun aanwezigheid. Nee, Thomas niet! Thomas is een puike vent. Een echte collega die weet hoe het op echte bouwplaatsen gaat en dat je elkaar nodig hebt om goed samen te kunnen werken. Dat je elkaar vertrouwd. Iets waarbij ik met Duitsers altijd nog mijn twijfels heb maar, iets dat wij al vaker gedaan hebben. Dus eigenlijk vertrouw ik Thomas ook wel. Maar dat is mijn ervaring met hem uit het verleden. Ook hij heeft een projectteam vertelt hij mij. En dat bestaat maar uit één man. Hijzelf dus. Tja, “luck gu are yo” vertel ik hem in mijn beste Engels. Hij knikt begrijpelijk. Gelukkig heeft deze Duitser maar een half woord nodig om de problematiek van hier te begrijpen.

Toen ik hoorde dat Thomas hier ook te werk was gesteld heb ik hem meteen laten weten dat ik ook hier zat en dat we dus maar snel even moesten bijpraten met een bak koffie erbij. Zo heb ik hem dat laten weten via een mailtje en, binnen de kortste keren kreeg ik antwoord terug. J, i om raan. Ook ik heb natuurlijk aan een half woord genoeg om te begrijpen dat hij eraan zou komen. Het was nog redelijk vroeg voor de collega’s in deze kantoortuin toen Thomas aan de deur stond. O ja, moet ik ook nog even vertellen. De deur waar je deze tuin in komt heeft een cijferslot. Alleen als je de code weet kun je, door die in te toetsen, de deur openen. “Dat is voor onze veiligheid” vertelde een medetuincollega. “Zo kunnen wij onze spullen hier gewoon laten staan als wij even weg moeten voor een vergadering”. Een logisch verhaal. Maar het blijkt dat de meeste tijd van weggaan besteedt wordt aan het koffie halen in de centrale hal waarbij de tuincollega’s door de deur aan de andere kant van de tuin weer naar binnen komen. En déze deur is 24/7 open. Geen cijferslot of ook maar iets van dien aard. “Dat is makkelijker als je met koffie in je handen weer naar binnen wilt. Met koffie in je hand is het gewoon moeilijk om de code op het cijferslot in te toetsen”. Het lijkt mij weer een zeer logische verklaring en ik ga mij hier zeker wel veilig voelen in de komende maanden. En zeker met de daarbij behorende logica.

Thomas stond om half acht al aan de deur met het cijferslot. Natuurlijk weet hij de code niet en klopte aan de deur. Doordat er in de deur een heel groot raam zit kon ik natuurlijk meteen zien dat hij het was. Ik riep nog door de tuin heen “blijf maar zitten allemaal. Doe geen moeite. Deze is voor mij” en stond op uit mijn tuinstoel om de deur voor hem te openen. Omdat we elkaar al jaren niet gezien hadden, hadden we al een grote glimlach op ons gezicht toen onze ogen contact maakten. Ik stond op van mijn kantoortuinstoel en rende in slow motion naar de deur. Een afstand van zo ongeveer 15 meter en in slow motion kun je daar al snel zo’n 5 minuten over doen. Toen ik de tuindeur openmaakte en Thomas binnen kwam vloog hij mij om de nek met een warme begroeting alsof we elkaar al jaren niet gezien hadden. En dat was ook zo. Nadat ik mij weer los gewurmd had uit deze warme maar o zo  welgemeende Duitse begroeting liepen we naar MIJN plekje in de kantoortuin. Ik bood Thomas een tuinstoel aan en we begonnen te kletsen met elkaar over vroeger en over “wie es so alles geht bei uns zuhause”. Na een zin of 10 over en weer gepraat te hebben hoorde ik vanuit de overkant van mijn kantoortafel een mede tuincollega een sissend geluid maken. “Ppss, ppss, Heeyy!” in een taal die mij wel bekend voorkwam. “Ppss, ppss” om aandacht te trekken en “Heeyy” als vervorming of onwetendheid van mijn naam. Ik keek over de erfafscheiding die tussen de tafels is geplaatst en bedoeld is om werkplekken te scheiden van elkaar maar net niet hoog genoeg om je overbuurman niet te hoeven zien. Eigenlijk gewoon een schutting in deze kantoortuin dus. Mijn tuincollega aan de andere kant van de schutting probeerde dus mijn aandacht te trekken met een soort van schuttingtaal. “Waarde collega” antwoorde ik hem. “Wat kan “Heeyy” voor u betekenen?” Nou, vertelde hij mij. Hier proberen we zo stil mogelijk te werken. Dus als jullie willen praten moet je dat in een andere ruimte doen”. Thomas en ik keken elkaar aan en hadden moeite om echt serieus te blijven in deze setting. “Ooohh, zei Thomas nog zachtjes, Dass habe ich nicht gewusst.”

Een kantoortuin voor echte bouwplaatsmensen is dus niet echt een plaats waar wij ons thuis zullen voelen. Wij zijn gewend aan „open“ met elkaar omgaan en elkaar aan te spreken waar, en wanneer, het maar nodig is. Ongeacht of daar dan nog andere collega’s bij zitten. De stilte van een kantoortuin waar het meeste geluid komt van het drukken van vingers op toetsenborden is voor mensen zoals wij een marteling. Zeker als wij dit zouden moeten doen in maatpak met fluoriserende veiligheidsstrepen en met glimmende werkschoenen.

Ik ben blij dat er binnenkort gewoon een keet op de bouwplaats komt waar ik het leven van een normale veiligheidsman kan leiden. Waar ik mezelf kan zijn en mensen zoals Thomas met luide geluiden van vreugde kan ontvangen, waar ik het geluid van een koffiezetmachine (gewoon een ordinaire SenSeo) naast mij hoor en waar ik, als het nodig is, gewoon scheten kan laten zonder dat ik dan meteen een email krijg van mijn buurman over geluidsoverlast door broekhoest. Maar, ook die keet wordt vanuit deze kantoortuin geregeld. Via een heleboel schijven en verantwoordelijke mensen en managers en volgens belangrijke procedures die via de email met elkaar besproken worden.

50 werkmensen in de piek op de bouwplaats. Mensen die met hun handen en in gewone werkpakken een fabriek opbouwen in weer en wind. Het zal voor mij een uitdaging worden om deze mensen te beschermen tegen wel 150 mensen in maatpakken en glimmende schoentjes. Mensen die allemaal iets te vertellen willen hebben en die het ook allemaal beter denken te weten. Het lijken soms net ………!

“Kan ik even met je praten?” vraagt een collega kantoortuinzitter die naast mij zit, op een hele zachte toon, in een rij van bureaus met daarop allemaal computers, aan een andere kantoortuinzitter. “Nou, wij spreken elkaar pas aankomende maandag om 11.00 uur” is het antwoord van de collega die zonder ook maar verder op of om te kijken zijn toetsen van het schrijfbord ritmisch indrukt en weer loslaat. "Ik heb al een ruimte voor ons gereserveerd". Oké, zegt hij zachtjes terug. Dan schrijf ik je nu wel even een e-mailtje over waar we dan over kunnen praten.

Gelukkig is het zo weer weekend. Mag ik weer naar huis en kan ik weer 2 dagen genieten van mijn eigen tuin. Een tuin waar echte bloemetjes in staan, tuinfluiters graag komen en vrijuit kunnen, en mogen, fluiten, waar onze 3 kippen zich thuis voelen en dat tokkend laten weten. De buurvrouw de enige is die over de tuinschutting, en daarbij mijn naam goed uitsprekend, vraagt "ppss, ppss, kopje koffie buurman" en waar mijn vrouw het recht op het hoogste woord heeft. En jazeker, waar ik “Bei uns zuhause“, altijd het "laatste" woord heb. Níet per email geschreven maar hardop uitgesproken:

 “Ja schat”!

3 Reacties

  1. Claudia:
    27 januari 2017
    Klinkt gezellig Ruuf!! Heel veel succes en lekker genieten van je weekenden thuis!
  2. Edith:
    28 januari 2017
    Poeh! Ander wereldje . Hou vol! Je kunt het!
  3. Frnk:
    30 januari 2017
    je vergeet dat in die weekenden thuis luc er ook is:p
    miss kan hij wel koffie voor je halen.